Zwemmen in vroeger tijden
Zwemmen is pas een paar eeuwen lang populair. Maar hoe zwom en baadde men vroeger?
Zeebaden en zwemmen wordt populair
Al sinds de Romeinse tijd vond er op beperkte schaal toerisme plaats naar plekken met geneeskrachtige baden. Er waren verschillende natuurlijke bronnen die bekend stonden om hun heilzame werking.
Nieuwe wetenschappelijke theorieën in de 18e eeuw stelden dat baden nemen ziekten kon genezen en voorkomen. Naar de kust reizen om in de zee te baden werd vanaf dat moment steeds populairder. Dit was een vorm van kuren, niet van toerisme: de meeste badgasten gingen in hartje winter de zee in en dronken het ‘geneeskrachtige’ zeewater zelfs!
De badkoets
Vanaf de 19e eeuw werd de samenleving preutser. Lichaamsdelen die we nu normaal vinden om aan het strand ontbloot te zien, werden toen met alle mogelijke moeite bedekt. Een zwempak van rond de eeuwwisseling bedekte dan ook het hele lichaam, behalve misschien de onderarmen en onderbenen. En je hulde je pas in zo’n zwempak in het water zelf – dankzij de uitvinding van de badkoets.
De badkoets was een kar op hoge wielen die dienst deed als verrijdbaar kleedhokje. De koets werd door paarden of knechten zo ver mogelijk de branding in getrokken. De zwemmer kleedde zich daar van zijn alledaagse kleding om in zijn of haar zwempak, en waadde snel het water in voor een ontspannende zwempartij. Na afloop kon men zich in de koets weer verkleden zonder pottenkijkers. Een omslachtige manier om van de zee te genieten, maar eentje waar in deze tijd gretig gebruik van werd gemaakt.
Het volk leert zwemmen
In de 19e eeuw konden de meeste Europeanen waarschijnlijk niet zwemmen. Pas in de 20e eeuw werden sporten in het algemeen en wedstrijdzwemmen in het bijzonder populair. De opkomende massamedia verheerlijkten de wedstrijden tussen de sportkampioenen en het uitoefenen van lichaamsbeweging werd populair, ook omdat de toenemende welvaart voor het eerst vrije tijd en sportieve hobby’s mogelijk maakte voor grote groepen mensen. Daarom begonnen steeds meer mensen een manier te zoeken om te leren zwemmen.
In steeds meer steden werden binnen- en buitenzwembaden aangelegd. Daar waren ook instructeurs aanwezig die zwemlessen gaven. De overheden stimuleerden dit proces om de gezondheid van het volk te stimuleren en om het dodental door verdrinking omlaag te brengen. Zeker in het waterrijke Nederland was dat risico niet denkbeeldig. Toen vanaf de jaren ’50 schoolzwemmen verplicht werd, werden de toenmalige generaties kinderen praktisch allemaal de zwemkunst machtig.